Met hun boot de Kameleon maken Hielke en Sietse altijd wat mee. Als ze op een dag aan het varen zijn, knallen ze tegen iets hards en scherps aan. Ze kunnen niet ontdekken waar ze tegenaan zijn gebotst, maar in de bodem van de Kameleon zit een groot gat. Gelukkig kan hun vader, die smid is in Lenten, het gat repareren.

De moeder van Hielke en Sietse herinnert zich een oud verhaal over een boot die op het meer is vergaan. In die boot lag een kist met gouden munten. Zouden Hielke en Sietse soms tegen die gezonken boot zijn aangevaren? En ligt de schat nog op de bodem van het meer?

Met Kees, Louw en Roos, het nichtje van Louw, gaat de tweeling op onderzoek uit.

Maar er gebeurt nog meer. Want als het huis van oma Brouwer en haar kleindochter Eva tot op de grond toe afbrandt, vinden Hielke en Sietse dat Eva en haar oma geholpen moeten worden. Met Kees, Louw en Roos verzinnen ze een superplan.