In het bijbelboek Handelingen beschrijft Lukas de gevolgen van de majestueuze opdracht van de opgestane Christus: "En gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judéa en Samaría, en tot aan het uiterste der aarde". Zo breidt het kerkenpad zich uit. De circel wordt al weider.

In Handelingen 8 ontmoeten we op dit kerkenpad de kamerling van Candacé, een Moorman uit Afrika. Hij reist van Meroë, de paleisstad van Candacé, naar Jeruzalem, de stad van koning David. Op de heenreis reist hij om zijn doel te bereiken. Op de terugreis moet hij een weg gaan om Gods doel te bereiken. Op de heenreis was hij zoekende. Dat gaat hij op de thuisreis vinden. NIet in de tempel, niet in de drukte van het grote feest, maar in de stilte, aan de kant van een woeste weg tussen Jeruzalem en Gaza. En toen reisde hij verder zijn weg met blijdschap. Dit boek beschrijft op boeiende wijze wat er in Handelingen 8 vers 26 tot 40 precies is gebeurd.