Wie zal ons het goede doen zien? Wie zou deze vraag niet stellen, als incest en moord je gezin verscheuren? Die vreselijke zonden zijn het huis van koning David binnengekomen. Toch stelt hij deze vraag niet. Integendeel. Hij schijnt alle ellende en verdriet gelaten te dragen en verzoent zich zelf met een onboetvaardige Absalom. Het Woord tekent ons David, een kind van God, in zijn diepe ingezonkenheid. Deze bundel van elf preken leert ook, dat de Heere om Zichzelf verlegen maakt. God tuchtigt David uit al zijn heerlijkheid en zelfgenoegzaamheid. Hij brengt hem Zelf op de leerschool van de woestijn. Nooit had David gedacht, dat hij daar nog weer zou terugkeren. In zijn omzwervingen blijkt echter de onveranderlijke trouw van de Heere. Zelfs Absalom, Achitofel en Simeï kunnen hem geen kwaad doen en de Heere doet David het goede weer zien.

 

  1. Davids misdaad in Amnon bezocht - 2 Samuël 13 : 19 en 20

  2. Het zwaard in Davids huis - 2 Samuël 13 : 28 en 29

  3. David bewogen om Absalom weder te halen - 2 Samuël 14 : 21

  4. Absaloms begeerte om Davids aangezicht te zien - 2 Samuël 14 : 32

  5. Gods raad en Absaloms raad - 2 Samuël 15 : 6

  6. Een wenend volk in een verre plaats - 2 Samuël 15 : 23

  7. David in zijn beproeving gesterkt - 2 Samuël 15 : 24 - 26

  8. David van de ark gescheiden - 2 Samuël 15 : 27 - 30

  9. Beproefde genade - 2 Samuël 15 : 31b

10. David door Simeï gelasterd - 2 Samuël 16 : 5 - 14

11. De plaats der rust voor David en de zijnen bereid - 2 Samuël 16 : 14