C. van Rijswijk: Zij hadden mij omringd als bijen.

Is het niet onbegrijpelijk? Daar is een klein groepje mensen, dat niet meer op kan gaan naar de grote kerk. Deze mensen willen nu in stilte bij elkaar komen. NIemand heeft last van hen. Ze bidden, ze zingen, ze spreken over de Heere en Zijn dienst. Wie binnen wil komen is hartelijk welkom en wie niet wil komen, blijft gewoon weg. Heel eenvoudig. Maar hoe okmt het dan dat de mensen in Kesteren zo boos zijn? Waarom haten ze Arie de Weert en zijn vrienden? Het zijn toch geen dieven en moordenaars? Het zijn toch geen zwervers die het dorp en de hele omgeving onveilig maken? Hoe komt het dan dat deze stille, eenvoudige mensen zo verguisd en gehaat worden? Is het eigenljk niet iets onbegrijpelijks?

Zeven vertellingen rond de afscheiding van 1834. Eerder uitgegeven onder de titel: Toen moeders rok verkocht werd.